Als iets maar vaak genoeg gebeurt, zie je op de duur de patronen. Veertien maanden na de breuk kan ik alvast dit zeggen: mijn lichaam is de aanvoerder van mijn leven. De wil van mijn lijf is wet en dicteert hoe mijn dagen en nachten verlopen.
Over de nachten kan ik kort zijn. Dat zijn ze ook en vooral onrustig. De dagen zijn iets interessanter, want gevarieerder. De beste momenten van de dag zijn die waarop ik gefocust ben op iets anders dan “de gebeurtenissen”. Daar en dan voel ik me vrij. Toen ik – enkele weken geleden – aan niets anders kon denken dan mijn boekvoorstelling en elk vrij moment in mijn hoofd het concept en de bindteksten aan het creëren was, voelde ik me licht. Ik extrapoleerde de vrijheid die ik ervoer naar een tijd van grote bevrijding, die er toch niet op bleek te volgen.
De twee belangrijkste signaalposten in mijn lichaam-aanvoerder zijn mijn hart en maag. Die eerste ontvangt alle triggers die decoderen in een signaal van afwijzing of ‘niet genoeg zijn’.
Mijn hart voelt daarbij als een sponsen boksbal die de slag opvangt en waarin de golven pulserend verder deinen. Mijn luchtpijp wordt dan lichtjes dichtgeknepen en de enige remedie is – ook en zeker wanneer ik eerst tevergeefs geprobeerd heb om mezelf af te leiden met boek, krant of TV – gaan zitten of liggen en mezelf laten zakken in het pijnlijke spons van mijn hart.
Daar zit ik dan, in een gapende bek van pijn en verdriet, en ook al voelt het soms alsof ik het niet ga overleven, uiteindelijk land ik in een stilte die troost. Daar op de bodem is er geen moeten, enkel nog zijn.
Mijn maag is de ontvanger van de triggers die brullen dat het oneerlijk is. Dan voelt het alsof de maagingang genadeloos dichtgesnoerd wordt door straps. Wat overblijft is een misselijk gevoel en de aandrang om alles van binnen naar buiten te gooien. Dat doe ik – in de mate van het mogelijke – met woorden die ontvangen worden door geduldige, bevriende oren. Dan raas en tier ik als een stampvoetend kind, tot ik stilval in het besef dat het niets uithaalt. Enkel in mijn eigen leven kan ik een richting kiezen.
Naast de signaalposten die als een radar de triggers opvangen, is er de bijna voortdurende ruis in mijn hoofd. Mijn sterke brein heeft me al veel gebracht in mijn leven, maar is ook moeilijk tot rust te brengen. Iemand zei me ooit dat er in mijn hoofd een reuzenrad draait en dat ik ervoor moet zorgen dat de bakjes van dat rad altijd gevuld zijn met inhoud die ik kies. Want anders vullen de bakjes zichzelf met sh*t.
En dus ben ik quasi de hele dag door een toeschouwer van scenario’s die zich vormen in mijn hoofd. Het zijn variaties op hetzelfde thema met dezelfde hoofdrolspelers. In een wanhopige poging om een andere filmspoel op te leggen, stelde ik mezelf op een avond dat ik ogenschijnlijk rustig zat te puzzelen, twee vragen: ‘welk project wil ik dit jaar doen?’ en ‘naar welk land zou ik op reis willen gaan?’.
Het werd blank in mijn hoofd. Ik zag niets. Vol ongeloof keek ik rond in mijn hoofd: leeg. Ergens piepte een stemmetje dat het zielig was dat ik project noch land kon bedenken, maar ik besefte: alles is beter dan de scenario’s die me al maanden bestoken. Zelfs als er nog niets te zien is.
En zo glijd ik het volgende nieuwe jaar in. Dankbaar en vol bewondering sla ik mijn lichaam gade, dat de weg naar oude wonden toont en geduldig bij me blijft, dat mijn grenzen aangeeft en duidelijk maakt wat bij me past en dat me enthousiast aanvuurt als ik lach, speel, dans of beweeg. Dan huppelt mijn hart en gaat het licht vanbinnen aan.
Mijn vijftigjarige lijf voelt beter dan ooit en buigt, net als riet, krachtig en soepel mee met de stroming van mijn leven.
Liefs,
Sofie
Comments